|
Opgepoetst | 6-10-2020 De natuur als genezer | Verblijf in natuur stimuleert immuunsysteem en remt stress
In Westerse en Oosterse beschavingen bestaat al eeuwenlang het intuïtieve besef dat een natuurlijke omgeving bij gezonde mensen de kans op ziekte vermindert en bij zieken het herstel bevordert. Recente wetenschappelijke studies hebben de genezende werking van natuur inmiddels bevestigd.
In 1978 deed de Amerikaanse onderzoeker Ernest Moore een ontdekking die hem, in de kring van psychologen, architecten en gezondheidswetenschappers tenminste, wereldberoemd zou maken. Moore ontdekte tijdens een onderzoek in de staatsgevangenis van Southern Michigan dat gevangenen die in hun cel uitkeken op de weilanden buiten de gevangenis minder vaak ziek waren, dan de gevangen die uitkeken op de betonnen binnenplaats.[1] Hoe meer gras, bomen, waterpartijen en andere natuurlijke elementen de gevangen in hun uitzicht hadden, hoe gezonder waren ze - en hoe beter voelden ze zich.
Toen Moore zijn bevindingen in 1981 publiceerde, wekten ze onmiddellijk de interesse van collegaonderzoekers. De meesten konden nauwelijks geloven dat zoiets triviaals als uitzicht zo'n sterk positief effect kon hebben, maar vervolgstudies bevestigden de uitkomsten van Moore's studie.
In de jaren tachtig en negentig meldden arbeidspsychologen bijvoorbeeld dat werknemers die uitkeken op bomen minder last hadden van werkstress, minder vaak ziek waren en minder vaak klaagden over hoofdpijn dan hun collega's die uitkeken over gebouwen.[2] Daarnaast verminderde uitzicht op natuurlijke elementen de neiging om te solliciteren op een andere baan.[3]
Genezende aanblik
De laatstgenoemde patiënten waren beter af, ontdekte Ulrich. Patiënten die hadden kunnen kijken naar bomen verbleven tien procent korter in het ziekenhuis dan de patiënten die op een muur hadden uitgekeken, en hadden bovendien minder pijnstillers nodig.
Als kind was Ulrich veel ziek geweest, vertelde de aan Texas A&M University verbonden onderzoeker onlangs in een interview met een medisch vakblad.[5] 'Als tiener was ik een aantal keren langdurig aan m'n bed gekluisterd. Ik had een nierziekte. Gelukkig ben ik daar goed uit gekomen, maar ik heb me lange perioden tamelijk beroerd in mijn bed gelegen. Als ik naar buiten keek, zag ik daar een grote spar. Achteraf denk ik dat die boom me heeft geholpen tijdens m'n sombere momenten.'
Ulrich is in de jaren na zijn Science-publicatie het positieve effect van natuurlijke omgevingselementen blijven onderzoeken. Kenmerkend voor zijn werk is een studie uit 1991, waarin hij proefpersonen een video met gruwelijke beelden van bedrijfsongevallen liet zien. Ulrich gebruikte een voorlichtingsfilm, die werknemers van een fabriek zo realistisch mogelijk waarschuwde voor de kwalijke gevolgen van het negeren van de veiligheidsvoorschriften.[6]
De beelden zorgden voor stress, en voor een meetbaar verhoogde spierspanning en elektrische geleiding van de huid. Na de video keken de proefpersonen naar beelden van een stedelijke landschap, inclusief stoplichten en verkeersopstoppingen, of naar beelden van natuurlijke landschappen. Vervolgens merkte Ulrich dat het kijken naar natuur het lichaam sneller liet herstellen van de stressprikkel dan het kijken naar beelden van een stedelijke omgeving.
De aanblik van natuur alleen al vermindert stress, concludeerden Ulrich en zijn collega's. Stress verzwakt het immuunsysteem, en geeft infectieziekten en kanker en hart- en vaatziekten meer kans. Om die reden zou frequent contact met de natuur de kans op een keur van ziekten bij gezonde mensen kunnen verminderen, en bij zieke mensen de genezing kunnen bespoedigen.
Biophilia
We doen er goed aan als we erkennen hoe belangrijk natuur voor ons is, en in onze huizen en steden meer ruimte aan natuur geven. Meer groen in gebouwen en op straat maakt ons gezonder en gelukkiger, aldus Wilson.
Psychologen van de University of Michigan publiceerden in The Gerontologist een onderzoek dat suggereert dat de verbondenheid tussen mens en natuur misschien nog een stapje verder gaat dan Wilson nu nog voor mogelijk hield.[7] De psychologen volgden enkele duizenden Amerikanen twintig jaar achtereen, en ontdekten dat vrijwilligerswerk een positief effect had op de gezondheid van de deelnemers aan de studie.
Vrijwilligers hadden twaalf procent minder kans op ernstige chronische ziekten dan niet-vrijwilligers. Dat is niet verrassend. Vrijwilligers maken deel uit van een sociaal netwerk, en regelmatig sociaal contact beschermt tegen ziekte. Bij de vrijwilligers die zich inzetten voor natuur en milieu was echter nog meer aan hand. In die groep verminderde de kans op ziekte met maar liefst vijftig procent, ontdekten de psychologen van Michigan. De verwevenheid tussen mens en natuur is kennelijk zo groot, dat mensen die zich voor de natuur inzetten daar aanmerkelijk gezonder door worden.
Kinderen
'Dat kunnen we ze niet kwalijk nemen', zei de Canadese journalist Richard Louv in een interview met de Amerikaanse National Public Radio.'[8] 'Als kinderen de hele dag achter de computer zitten, dan geven ze gehoor aan wat wij als maatschappij ze onbewust vertellen: dat natuur iets uit het verleden is, en dat de toekomst is aan technologie en computers.'
Die aanname is onjuist, aldus Louv. 'Biologisch gezien zijn we nog steeds jagers en verzamelaars. Om redenen die we niet goed begrijpen moeten we natuur om ons heen hebben. Zonder die natuur functioneren we slecht.'
Louv schreef in 2005 het boek Last Child in the Woods. Daarin legt Louv een verband tussen de afname van de tijd die kinderen in de natuur doorbrengen, en de toename van het aantal kinderen met concentratiestoornissen als ADHD.
Deskundigen noemden Louvs theorieën destijds 'tendentieus' en 'speculatief', maar studies suggereren dat Louv een punt heeft. Volgens studies kunnen kinderen zich bijvoorbeeld na een wandeling in de natuur beter concentreren dan na een wandeling in een bebouwde omgeving,[9] en merken ouders dat hun hyperactieve kinderen rustiger zijn na een verblijf in de natuur dan na een uitstapje naar een stad.
Immuunsysteem
De Japanse overheid neemt dat onderzoek uiterst serieus, en beschermt de inheemse natuur niet alleen omdat die op zichzelf waardevol is, maar ook omdat die natuur bijdraagt aan de collectieve gezondheid. Studies van de groep zorgden er bijvoorbeeld voor dat planologen bij de uitbreiding van Japanse steden waardevolle bossen hebben gespaard, en de aanleg van nieuwe natuurgebieden bij woongebieden meer prioriteit hebben gegeven.
De onderzoekers van Nippon Medical School grijpen terug naar het werk van de Russische biochemicus Boris Tokin. Tokin formuleerde in 1928 de theorie dat planten zich beschermen tegen insecten en schimmels door de aanmaak van verbindingen die insecten en schimmels doden of ziek maken. Phytoncides, noemde Tokin die verbindingen.
Inmiddels hebben biologen er zo'n vijfduizend gevonden. Het zwavelhoudendende allicine en diallylsulfide in knoflook zijn phytoncides, net als de terpenen alpha-pinene, carene en myrcene die worden afgescheiden door naaldbomen. Waarschijnlijk produceren alle levende planten phytoncides.
De Japanse onderzoekers vermoedden dat het immuunsysteem optimaal functioneert als het lichaam in contact komt met phytoncides. Met in vitro-studies hebben de Japanners die theorie kunnen bevestigen. Ze konden aantonen dat Natural Killercellen, de immuuncellen die in het lichaam als eerste virussen, bacteriën en kankercellen bevechten, actiever en vooral effectiever worden door blootstelling aan phytoncides van bomen.[10]
Dat diezelfde effecten ook kunnen optreden in mensen, suggereert een epidemiologische studie die de Japanners publiceerden in The Open Public Health Journal.[11] Daarin verzamelden de onderzoekers van elke Japanse provincie gegevens over het percentage van het oppervlak dat is bedenkt met bos, en de sterfte door kanker. Zo konden de onderzoekers achterhalen dat de kans op sterfte door kanker iets lager was in bosrijke provincies dan in provincies met weinig bos. Bij de vrouwen vonden de onderzoekers statistisch significante effecten voor longkanker en borstkanker; bij mannen voor prostaatkanker, darmkanker en nierkanker.
De Japanners hebben zich niet beperkt tot reageerbuisstudies en epidemiologie. Ze deden ook experimenten met proefpersonen die in hun vrije tijd aan shinrinyoku deden. Engelstalige publicaties vertalen shinrinyoku steevast met forest bathing, maar het lijkt veel op ons kamperen.
Shinrinyoku houdt in dat mensen enkele dagen slapen in de bossen, en overdag een paar uur wandelen. Tijdens zo'n verblijf zakt de aanmaak van stresshormonen en neemt de antikanker-activiteit van de Natural Killercellen met bijna zestig procent toe, ontdekten de onderzoekers.[12] De verhoogde activiteit van het immuunsysteem was een week na het verblijf in het bos nog aantoonbaar.
Dat alleen het wandelen zelf van shinrinyoku een gezonde activiteit maakt is niet waarschijnlijk, aldus de onderzoekers. Ze analyseerden boslucht, en vonden daarin verhoogde concentraties van phytoncides als alpha-pinene, bètapinene, tricyclene, camphene en d-limonene.
Daarnaast verichtten de onderzoekers een vergelijkende studie, waarin ze een groep vrijwilligers twee uur lieten wandelen in het verstedelijkte deel van Tokyo, en een andere groep in een bos aan de rand van de stad.[13] De wandeling was te kort om effecten om het immuunsysteem te hebben, maar de onderzoekers konden zien dat de wandeling in het bos de aanmaak van stresshormonen meer verlaagde dan de wandeling door de stad. Tegelijkertijd verhoogde de boswandeling de afgifte van adiponectine, een hormoon dat het lichaam gevoeliger maakt voor insuline. Wandelen in een stedelijke omgeving had al die positieve effecten niet.
Slot
'We zijn gemaakt om te leven in de natuur', zei Miyazaki in een interview.[14] 'Als we in de natuur zijn, functioneert ons lichaam weer zoals dat eigenlijk zou moeten.'
Referenties
Supplement, juli 2012.
|